Habermas had het er al over. Er zijn verschillende soorten van nadenken in verschillende gebieden van onze maatschappij. Grof gezegd zijn daar de systeemwerelden, zoals de wereld van de macht en het geld, waarin op instrumenteel niveau gedacht wordt en uitgegaan wordt van feiten en gegevens. De mens is een middel tot meer macht of meer geld, en het nadenken is een soort rekenen. Er is ook de leefwereld, waar de mens niet het middel maar het doel is. 

 

Een groot probleem in het huidige onderwijs is dat de leefwereld, die zou moeten heersen in de klas, wordt overwoekerd door de systeemwereld. Leerlingen worden nummers, worden generieke entiteiten die zich maar behoren te ontwikkelen volgens gemiddelde ontwikkelcurven en docenten hebben weinig ruimte meer voor projecten die buiten de cognitieve canons liggen. De leerlingen en hun emotionele en sociale ontwikkeling worden steeds meer vergeten. Hoe kan deze eenzijdige focus op instrumentaliteit worden tegengegaan? Een antwoord ligt in breder denken en doen, mede gefaciliteerd door kunst. 

 

In de leefwereld wordt op drie manieren nagedacht, namelijk ook op de instrumentele manier van de systeemwereld (wat is handig, technisch haalbaar, winstgevend, wat is nodig om eten op tafel te krijgen?), maar tegelijk op de normatieve manier (wat zijn onze waarden, normen, wat is goed en slecht?) en de conceptuele manier (wat is liefde, wat is het leven en de dood, wat is belangrijk of schoon, en belangrijker: wie ben ik, zijn wij of waar komen we vandaan? Wat is onze authentieke identiteit?). Dit resulteert in een manier van denken op drie assen, namelijk de as waarheid (instrumenteel, je hebt feiten nodig om te kunnen rekenen), de as moreel (normatief, je moet nadenken over wat je goed vindt, ongeacht of iets handig is of niet) en de as authenticiteit (je moet nadenken of wat handig en goed is bevonden ook echt datgene is dat jij wilt, of dat het niet stiekem iets is wat is opgedrongen, of bedacht. Anders gezegd: je moet het voelen). In een situatie waarin de leefwereld levend is, waarin de mensen naast winst ook belangrijk gevonden worden, gaan de gesprekken dus over meer dan alleen geld of macht. 

 

Je hoort tegelijkertijd meteen dat bovengenoemde assen uitgaan van goden die niet meer bestaan. Waarheid is in deze tijd op zijn slechts subjectief, of zijn best voor interpretatie vatbaar geworden. Is een statistische waarheid echt waar? Zijn sociologische of psychologische experimenten representatief voor het echte leven en kunnen de conclusies die in een lab worden gedaan gezien worden als waarheid? Is de Islam echt een tsunami, als iemand in pak het hard genoeg roept? Staan we echt op de rand van een wereldoorlog? Zorgen sommige woorden er niet voor dat ze uiteindelijk waar worden? Alan Greenspan had het beter niet kunnen hebben over de wankele economie, want toen hij het zei, stortte de beurzen in. 

Overal in de wereld worden waarheden bedacht, gevonden, misbruikt, vooral op de gebieden waar natuurlijke feiten, zoals appels die op hoofden vallen, schaars zijn. Dit zijn voornamelijk de sociale gebieden, de claims over mensen en gedrag, over de toekomst. Het gebied van de politiek, van de justitie, van de medische wereld met claims over gezond en geestesziek. School zit hier ook bij. Van basisschool tot universiteit wordt er nagedacht over wat de leerling moet kennen en kunnen, hoe ze dat moeten toegediend krijgen en verwerken en ook hoe ze moeten zijn. Gebaseerd op stapels studies over ontwikkelingscurven, leergemiddelden en gepast gedrag aan de ene kant (hoe moet de leerling zijn), en lange overleggen over wat een leerling moet kennen en kunnen aan de andere kant (waarom wel de Grieken en de Romeinen, maar niet de grote beschavingen van buiten Europa?) wordt een realiteit geschapen die soms een paar jaar later verstikkend of uitsluitend blijkt te zijn en weer verworpen wordt. Of niet en dan blijken we opeens generaties van afhankelijke brave in hokjes denkende mensen te hebben gekweekt, wat ze later weer moeten afleren. We gaan vaak uit van ‘dit werkt al jaren’, ‘dit hoort bij onze identiteit’, ‘dit moet volgens de wetenschap’. Regels over mensen en effecten, in steen gehouwen lijkt het soms. Waarheden, stelregels, richtlijnen, ongetwijfeld zinnig soms, maar laten we onszelf niet voor de gek houden dat dit universele, tijdsloze, contextongevoelige waarheden zijn, zoals de natuurwetenschappelijke waarheden over bijvoorbeeld zwaartekracht wel zijn. Let op: het is niet dat we elke gestelde waarheid moeten wantrouwen. Een degelijke studie is erg waardevol en niet lichtzinnig gepubliceerd. Pas op voor nepnieuws, voor het ontkennen van degelijke studies, voor de mening van een eenling, verkondigd als waarheid. Maar toch: blijf kritisch, blijf zelf nadenken en checken. Is mijn situatie niet net anders, met andere variabelen, in een andere tijd? Heeft deze leerling niet net een andere benadering nodig dan standaard? Moet de les altijd zittend worden gedaan? Is de actualiteit nu niet belangrijker dan het curriculum? Is onze identiteit nog wel van deze tijd?

Naast de relativiteit van waarheid is ook de kwalificatie ‘goed’ niet meer wat het geweest is sinds ‘de dood van God’. Er valt over veel te twisten, en we delen hier in Nederland allang geen gemeenschappelijk waardensysteem. Authentiek, bestaat niet meer, als het er al ooit was. Vanaf het moment dat jij door je moeder wordt toegesproken, krijg je te horen wat geaccepteerd is, wat goed is, wat handig en hoe je je moet gedragen. Je leert de juiste houding, je leert op tijd opstaan, je leert blij te zijn als iets lukt, en verdrietig als iets mislukt. Hoe weet je nu nog wat authentiek jou is?

 

We kunnen het daarom beter hebben over waarschijnlijkheid (in plaats van waarheid), wenselijkheid (in plaats van goed) en waarachtigheid (in plaats van authentiek, al lost deze omzetting niet alles op). Uiterst vage begrippen, waarmee moeilijk gerekend kan worden. En laat dat nu juist een zegen zijn! Absolute waarheid en moraal kunnen leiden tot totalitarisme en stagnatie. Juist de schimmige gebieden nodigen uit tot reflectie, tot verbeelding, tot ontwikkeling. De schimmige gebieden, die onze huidige tijd kenmerken, hebben kunst nodig. Natuurlijk, ook filosofie, nadenken, dieper en op de axioma’s. Voor de liefhebber religie, nederigheid, morele geboden of zingeving. Maar kunst neemt hier een aparte plaats in, omdat denken en doen vanuit kunst dingen ontsluit die anders moeilijk te verkrijgen zijn. We kunnen toneelspelen om te zien wat er gebeurt. We kunnen fotograferen vanuit andere hoeken of recht van voren om perspectief te geven. We kunnen muziek maken om te merken wat ons raakt. 

 

Het zijn vloeibare tijden. Buiten dat Waar en Goed moeilijk, zo niet nergens te vinden zijn, verandert de hele boel ook nog eens met de dag. De digitale wereld zorgt voor een totaal andere kijk op identiteit en gedragscodes. De globalisering zorgt voor uitwisseling met andere culturen, waardoor de eigen normen en waarden continu bevraagd worden. De klimaatverandering zorgt wellicht voor een wereld die wij niet kennen of kunnen voorspellen. Rekenen alleen volstaat niet meer. Er zijn andere denkwijzen nodig, denkwijzen die als vanzelfsprekend voortkomen uit de kunstenwereld. We moeten wel associëren. We moeten wel fantaseren. We moeten wel ons vermogen tot empathie uitbreiden tot enorme getallen en mensen die we niet herkennen. We moeten hun verhalen horen, hun muziek, hun kunst. Misschien brengt het inzicht in de ander, of verbinding met hen. We moeten onze eigen kunst, onze eigen samenleving kennen. Misschien brengt het inzicht in onszelf, of verbinding onderling. We moeten een kompas zien te krijgen hoe met deze veranderende en complexe wereld om te gaan. We hebben verbeeldingskracht nodig om te overleven zelfs. Ooit heeft iemand bedacht dat een deur voor de grot de beren buiten zou houden. Welke beren staan ons nu te wachten? We moeten ons focussen op de mens, de medemens, de waarden, de concepten, de wereld. We moeten alles bevragen, alles uitproberen. Rekenen is niet genoeg.

 

Het denken en het leven in kunst is een essentiële levensbehoefte, vooral nu, en vooral in het onderwijs. Het brengt visie en toekomstbeelden waar je met rekenen niet komt. Het brengt de menselijkheid terug in de systeemwerelden van geld en macht, die ons dreigen te overwoekeren. Het spiegelt ons zijn, onze waarden, onze verrukking en afschuw. Het leert hoopvol of satirisch spelen in tijden van wanhoop, het brengt schoonheid in tijden van lelijkheid, en troostende onvolmaaktheid in tijden van Disney en Photoshop. Op deze manier te denken maakt van mensen meer dan rekenmachines, meer dan volgers van het oude, meer dan producten van wat er vastgelegd is in duizend onderwijsdocumenten, doelstellingen en citotoetsen. Het maakt mensen die nuance kunnen zien en voelen, op zoek gaan naar waarachtigheid en ambivalentie, naar plekken waar niet alles vastligt maar nog open zijn voor interpretatie en kleuring. Het maakt creatieve mensen, weerbaar, omdat ze om kunnen gaan met ongrijpbare situaties en daar niet in paniek van raken. Kunst is vaak ongrijpbaar, zo ook de toekomst. Het maakt ze inventief, het maakt ze associatief, het maakt dat ze kunnen denken aan werelden die wellicht onhaalbaar zijn, maar die deuren en mogelijkheden openen naar concepten of ideeën die iets kunnen betekenen. 1984, Les Demoisselles d’Avignon, of voor mijn part The Hunger Games, allemaal openden deze werken wezenlijke en waardevolle werelden, en wie maakt het nou uit dat het fictie was? Het denken en handelen in kunst maakt dat mensen uitzoeken waar ze vandaan komen, wat hun waarden zijn, wat mooi is, en lelijk, of waar dit niet ter zake doet. Het maakt vrij in denken en in doen, los van protocollen, los van de baas, de mores of welk autoriteitsconstruct dan ook. Kunst moet een onderdeel zijn van het onderwijs en niet zo’n klein beetje ook. Het raakt aan het wezen van mens-zijn, en is essentieel voor het overleven in de stormen van de wereld en de beklemming van de systemen.